Natuur is onze circulaire meester

 “een nieuwe aanpak zou kunnen zijn, iedereen bij geboorte een gelijke portie grondstoffen….voor de rest van je leven”

Abel Tattje,

 

Het gaat over evenwicht, een balans tussen gebruik en aanbod. De natuur is van zich zelf de grootste leermeester op het gebied van Autarkie of circulariteit. Er is geen afval, er wordt niet meer gebruikt dan nodig. Een te grote voetdruk wordt direct gecorrigiceerd.

En de zoektocht is altijd naar zo min mogelijk grondstoffen en zo min mogelijk energie.

In de ogen van Metaal Kathedraal, zouden we veel meer open moeten staan voor de wijze lessen die de

natuur ons geeft.

 

 

Hieronder een interessant artikel van Low-Tech Magazine: om over na te denken.

 

 

Circulaire economie pleegt roofbouw op planeet

Windturbine

De circulaire economie – het nieuwste toverwoord in de duurzaamheidsdiscussie – belooft economische voorspoed zonder roofbouw of afval. Maar de wetenschap is niet onder de indruk. De circulaire economie focust op een erg klein deel van de grondstoffencyclus en houdt geen rekening met de wetten van de thermodynamica.

 

Foto: GWPF.



De circulaire economie (of kringloopeconomie) is voor veel overheden, instellingen, bedrijven en milieuorganisaties onderdeel geworden van de ambitie om de uitstoot van broeikasgassen te verlagen. In de circulaire economie worden geen nieuwe grondstoffen gedolven en geen afval geproduceerd, omdat grondstoffen steeds opnieuw worden gebruikt.

De klemtoon ligt op recyclage, mede mogelijk gemaakt door producten zo te ontwerpen dat ze makkelijk uit elkaar kunnen worden gehaald. Er is ook aandacht voor een “andere consumptiecultuur”. In de kringloopeconomie hebben we niet langer producten in eigendom, maar in bruikleen. Het idee is dat producenten op die manier gestimuleerd worden om de levensduur van hun producten te verlengen.

In Nederland en Vlaanderen is het idee van de circulaire economie onder de aandacht gebracht door het populaire boek “Material Matters”, geschreven door Thomas Rau en Sabine Overhuber. Ze stellen de kringloopeconomie voor als een “alternatief voor onze roofbouwmaatschappij”. Het enthousiasme voor de circulaire economie wordt echter niet gedeeld door wetenschappers, die zich erg kritisch uitlaten.

Verschillende recente studies noemen het een “geïdealiseerde visie”, een “samenraapsel van diverse ideeën uit verschillende domeinen”, of een “vaag idee” gebaseerd op “pseudo-wetenschappelijke concepten”.

Probleem 1: Moderne producten zijn complex

Een kringloopeconomie is niets nieuws. Voor de Industriële Revolutie werden bijna alle afvalstoffen opnieuw gebruikt of aan de natuur teruggegeven. Zo werd papier gemaakt van oude kleren, werd voedselafval aan de kippen en de varkens gevoerd, en werden nieuwe gebouwen opgetrokken uit de restanten van oude gebouwen.

Het verschil tussen toen en nu zijn de gebruikte grondstoffen. Voor de Industriële Revolutie werd bijna alles gemaakt uit materialen die ofwel biologisch afbreekbaar waren – zoals hout, riet of vlas – ofwel eenvoudig te recycleren of opnieuw te gebruiken waren – zoals ijzer of baksteen.

Moderne producten bestaan echter uit een veel grotere diversiteit aan (nieuwe) materialen, die meestal niet biologisch afbreekbaar zijn en ook slecht te recycleren zijn. Hoe complexer een product, hoe meer stappen en bewerkingen een recyclageproces ondergaat. In elke fase van dit proces gaan er grondstoffen verloren. Bovendien zit het grondstoffenverbruik steeds meer in het productieproces en steeds minder in de productie van de primaire materialen, zodat recyclage van het eindproduct maar een deel van de input kan recupereren.

Dat is de eerste deuk in de geloofwaardigheid van de circulaire economie: het recyclageproces van moderne producten is verre van 100% efficiënt. Een recent onderzoek naar een modulaire Fairphone 2 – een mobiele telefoon die met het oog op recyclage en een langere levensduur is ontworpen – laat zien dat het gebruik van kunststoffen, microchips en batterijen het idee van een circulaire economie volledig ondergraaft. Slechts 30% van de gebruikte grondstoffen in de FairPhone 2 kunnen worden gerecupereerd. Voor LED-verlichting werd een vergelijkbaar resultaat opgetekend.

De lage efficiëntie van het recyclageproces is op zich voldoende om het concept van een moderne kringloopeconomie onderuit te halen: het verlies van grondstoffen tijdens de recyclage moet altijd weer worden gecompenseerd door nieuwe roofbouw op de planeet.

Probleem 2: Hoe recycleer je energie?

Een tweede deuk in de geloofwaardigheid van de circulaire economie is het feit dat 20% van de grondstoffen fossiele brandstoffen zijn. Meer dan 98% daarvan wordt ingezet als energiebron en kan niet worden hergebruikt of gerecycleerd. Bij verbranding worden fossiele brandstoffen omgezet in CO2- en andere emissies – afval dus.

Hooguit kan de restwarmte van bijvoorbeeld het produceren van elektriciteit ingezet worden om andere warmtebronnen te vervangen. Maar dat is geen “downcycling” in plaast van “recycling” – het is bijvoorbeeld onmogelijk om met de restwarmte van de ene auto een andere auto aan te drijven.

Daarbij kost recyclage van grondstoffen ook energie, zowel voor het recyclageproces als voor het transporteren van gerecycleerde en te recycleren materialen. Ook die gebruikte energiebronnen moeten worden gecompenseerd door het ontginnen van nieuwe energiebronnen – geen kringloop dus.

Uiteraard hebben de supporters van de kringloopeconomie hier een antwoord op: we schakelen over naar 100% hernieuwbare energie. Maar daarmee is de cirkel nog steeds niet rond: voor de bouw en regelmatige vervanging van hernieuwbare energiecentrales en de bijhorende infrastructuur zijn ook veel grondstoffen nodig (energie + materialen).

Hernieuwbare energiecentrales maken bovendien gebruik van moeilijk te recycleren materialen. Zonnepanelen, windturbines en lithium-ion batterijen worden dan ook niet gerecycleerd.

Probleem 3: Input overtreft Output 

De derde deuk in de geloofwaardigheid van de circulaire economie is de grootste: het gebruik van grondstoffen – zowel energie als materialen – blijft jaar na jaar stijgen. Het grondstoffenverbruik vertienvoudigde van 7 Gigaton in 1900 tot 62 Gigaton in 2005 en tot 78 Gigaton in 2010. Dat komt overeen met een gemiddelde stijging van ongeveer 3% per jaar.

Groei maakt een circulaire economie onmogelijk, zelfs al zouden alle grondstoffen worden gerecycleerd en alle recyclageprocessen 100% efficient zijn. De hoeveelheid afgedankte grondstoffen die in aanmerking komt voor recyclage zal namelijk altijd kleiner zijn dan de benodigde hoeveelheid grondstoffen. Om dat te compenseren, moet er telkens opnieuw roofbouw worden gepleegd. Zolang het grondstoffenverbruik toeneemt, kan de kringloop onmogelijk gesloten worden.

Het verschil tussen vraag en aanbod is veel groter dan je zou denken. Als we naar de volledige grondstoffencyclus kijken, zoals een studie uit 2015 voor het referentiejaar 2005 deed, dan wordt duidelijk dat de circulaire economie de aandacht richt op een heel klein deel van die cyclus, en daardoor de essentie mist. Een aanzienlijk deel van alle grondstoffen – ongeveer een derde van het totaal – worden noch gerecycleerd, noch verbrand of gestort: ze worden geaccumuleerd in gebouwen, infrastructuur en consumentengoederen.

Accumulatie van grondstoffen

In 2005 werden er wereldwijd 62 gigaton grondstoffen gebruikt. Na aftrek van energiebronnen (fossiele brandstoffen + biomassa) en afval uit de mijnbouw blijven 30 Gt grondstoffen over voor gebruik als materiaal. Hiervan werd 4 Gt materialen gebruikt voor het maken van producten die minder dan een jaar meegaan (wegwerpproducten). De andere 26 Gt werd geaccumuleerd in gebouwen, infrastructuur en consumentengoederen die langer dan een jaar meegaan.

In datzelfde jaar werden 9 Gt van die voorraden afgedankt, wat betekent dat de “stocks” aan materieel kapitaal in 2005 met 17 Gt aangroeide. Ter vergelijking: de totale afvalstroom die in 2005 in aanmerking kwam voor recyclage was slechts 13 Gt (4 Gt afgedankte wegwerpproducten en 9 Gt afgedankte voorraden), waarvan een derde (4 Gt) effectief gerecycleerd wordt.

Slechts 9 Gt werd gestort, verbrand of gedumpt – en het is die 9 Gt waar de circulaire economie op focust. Maar zelfs als dat allemaal gerecycleerd zou worden, en de recyclageprocessen 100% efficient zouden zijn, kan daarmee nooit de kringloop worden gesloten: er zijn namelijk 30 Gt materialen en 63 Gt grondstoffen nodig.

Zolang we grondstoffen blijven accumuleren, is het sluiten van de grondstoffencyclus een illusie, zelfs voor materialen die in principe goed te recycleren zijn. Zo kan het gerecycleerde metaal slechts aan 36% van de jaarlijkse vraag naar nieuwe metalen voldoen, ook al heeft metaal relatief hoge recyclingspercentages van ongeveer 70%. We stoppen nog altijd veel meer grondstoffen in het systeem dan er voor recyclage beschikbaar komen – en dus zijn er simpelweg niet genoeg gerecycleerde grondstoffen om de roofbouw te stoppen.

Het ware gelaat van de kringloopeconomie

Een bewuster gebruik van grondstoffen is uiteraard een prima idee. Maar daarvoor is meer nodig dan recyclage. Aangezien 71% van alle grondstoffen niet in aanmerking komen voor recyclage (44% energiebronnen en 27% toevoegingen aan stocks) zit er voor deze fracties niet anders op dan het gebruik ervan te verlagen.

Een circulaire economie vereist dus dat we minder fossiele brandstoffen gebruiken (wat niet hetzelfde is als meer hernieuwbare energiebronnen verbruiken), en dat we minder grondstoffen accumuleren in kapitaalgoederen. We moeten dus vooral minder spullen gaan maken: minder auto’s, minder computers, en minder gebouwen.

Het is zeer onwaarschijnlijk dat de voorstanders van de kringloopeconomie zich achter deze bijkomende voorwaarden zullen scharen. Het concept van de circulaire economie is er ne op gericht om duurzaamheid te verzoenen met economische groei – met andere woorden: meer auto’s, meer computers, en meer gebouwen.

Zelfs de beperkte doelstelling die de circulaire economie zich stelt – volledige recyclage van een minderheid aan grondstoffen – vereist een extra voorwaarde die kringloopdenkers wellicht niet goedkeuren: dat we alles opnieuw uit hout en eenvoudige metalen gaan bouwen, zonder het gebruik van kunststoffen, halfgeleiders, lithium-ion batterijen of composietmaterialen.

Kris De Decker

 

Huis afbreken is ecologische misdaad

Als Metaal Kathedraal in 2014 niet was gekocht door Abel Tattje en Maureen Baas, dan was het het gebouw “het historische hart van Oudenrijn” er nu niet meer geweest en ten prooi gevallen aan de zwam, boktor en zwaartekracht.

De restauratie en behoudt van het gebouw is tot op heden de grootst duuzame stap die Metaal Kathedraal kon maken.

Hieronder een artikel uit low tech magazine, een inspiratie bron voor Metaal Kathedraal

 

Huis afbreken is ecologische misdaad

Het duurt makkelijk 50 jaar eer een nieuw, goed geïsoleerd gebouw een energiebesparing oplevert.

Oude gebouwen worden steeds vaker afgebroken met het argument dat nieuwe gebouwen dankzij groene technologie veel minder energie verbruiken en dus een pak milieuvriendelijker zijn. Maar die vlieger gaat niet op, zo blijkt uit een aantal recente onderzoeken. De afbraak van het oude gebouw en de constructie van het nieuwe gebouw vragen zoveel energie dat het vele decennia duurt eer een nieuw huis een milieuvoordeel oplevert. Een milieuvriendelijk gebouw is een gebouw dat er al staat.

——————————————————————————————————–

“Van het niet afbreken en het niet bouwen van huizen wordt niemand rijk”

——————————————————————————————————–

Er zijn bibliotheken volgeschreven over het belang van goed geïsoleerde huizen. Wie zijn huis niet goed isoleert, zo luidt het dogma, schaadt het milieu. Daarom gaan veel mensen er van uit dat het goed is om een oud, slecht geïsoleerd huis af te breken en er een nieuw, goed geïsoleerd gebouw voor in de plaats te zetten.

Maar dat is niet zo vanzelfsprekend. Er wordt in deze redenering alleen maar rekening gehouden met de energie die wordt verbruikt tijdens de bewoning van het huis. De energie die nodig is om een oud huis af te breken en een nieuw huis op te bouwen, wordt volledig buiten beschouwing gelaten. Die informatie is van essentieel belang om te kunnen oordelen of een nieuw huis wel degelijk milieuvriendelijker is dan een oud huis, maar vreemd genoeg was daar tot voor kort geen enkele studie over uitgevoerd.

Afbraak

Het energieverbruik van huizen is op te delen in twee etappes. Enerzijds is er het “operationele” energieverbruik, met name de verwarming en het elektriciteitsverbruik, dat een aanvang neemt van zodra het huis wordt bewoond. Anderzijds is er het “ingebedde” energieverbruik. Dat betreft de energie die nodig is om de constructiemachines te doen werken en de energie die nodig is om de bouwmaterialen te produceren en te transporteren.

Bij de afbraak van een huis gaat al die ingebedde energie verloren. Ook het afbreken zelf kost energie, en levert bovendien een aanzienlijke hoeveelheid afval op, die opnieuw vervoerd moet worden. Als een oud gebouw wordt afgebroken om er een nieuw voor in de plaats te zetten, kost dat dus heel wat energie.

Isolatie

Daar staat tegenover dat het nieuwe huis beter geïsoleerd is en dus minder energie zal verbruiken terwijl het wordt bewoond (het gaat dan alleen om de verwarming, want het elektriciteitsverbruik van huishoudelijke apparaten gaat niet omlaag door een betere isolatie). Een oud huis afbreken om er een nieuw voor in de plaats te zetten, kost dus aanvankelijk energie, maar dat wordt later goedgemaakt omdat er minder energie opgaat aan verwarming. Maar wanneer? Tot voor kort konden we daar alleen maar naar gissen, maar nu zijn er eindelijk een paar onderzoeken uitgevoerd die op zijn minst een idee geven van de verhoudingen.

Groene technologie

Volgens berekeningen van de Amerikaanse “National Trust for Preservation” duurt het 65 jaar alvorens een nieuw, energie-efficiënt kantoorgebouw de energie recupereert die verloren ging door de afbraak van het oude gebouw, zelfs als 40 procent van het nieuwe gebouw uit gerecycleerde materialen bestaat. De voorzitter van de vereniging, Richard Moe, voegde er vorige week in een speech aan toe dat de meeste nieuwe gebouwen niet eens een verwachte levensduur van 65 jaar hebben, en dat een derde van de nu bestaande gebouwen in de VS in 2030 zal afgebroken zijn. Als hij gelijk heeft, dan is het vervangen van een oud gebouw door een nieuw gebouw een slechte zaak voor het milieu, ook al zit dat nieuwe gebouw volgestopt met groene technologie.

——————————————————————————————————–

“Door oude gebouwen neer te halen en ze te vervangen door energie-efficiënte gebouwen, stijgt het energieverbruik.”

——————————————————————————————————–

De “Empty Homes Agency”, een Engelse organisatie die strijdt tegen leegstand, publiceerde twee weken geleden een onderzoek dat tot soortgelijke resultaten komt. De studie maakt een vergelijking tussen het energieverbruik van nieuwbouw en (grondige) renovatie, op basis van zes bestaande gevallen (3 nieuwbouwhuizen en 3 renovaties).

De conclusie van het onderzoek luidt dat het 35 tot 50 jaar duurt eer een nieuwe eengezinswoning een milieuvoordeel oplevert tegenover een gerenoveerd oud huis. Bij een renovatie blijven in elk geval de muren overeind, en het is de productie en het transport van bakstenen en beton die het meeste energie vraagt (bijna 70 procent van het totale “ingebedde” energieverbruik). Tegelijk zorgt de renovatie voor een betere isolatie, die niet veel moet onderdoen voor die van een nieuwbouwhuis.

200 laptops

Volgens het Engelse onderzoek is er voor het bouwen van een eenvoudige eengezinswoning 90.000 kilowattuur energie nodig – daarmee kan je 200 laptops een jaar lang 24 uur per dag doen werken. Voor een grondige renovatie is gemiddeld 15.000 kilowattuur energie nodig. Per vierkante meter kost een renovatieproject 104 kilogram CO2-uitstoot en een nieuwbouwproject 475 kilogram CO2. Dat betekent dat 1 vierkante meter nieuwbouw meer CO2 veroorzaakt dan een vliegreis Brussel-Lissabon (heen en weer, per passagier). In het Engelse onderzoek wordt geen rekening gehouden met de energie die verloren gaat bij de afbraak van het oude huis dat plaats moet ruimen voor een nieuwbouwhuis.

——————————————————————————————————–

“Eén vierkante meter nieuwbouw kost evenveel CO2 als een vliegreis Brussel-Lissabon – heen en weer, per passagier”

——————————————————————————————————–

Gebouwen zijn grote energievreters en ze zijn verantwoordelijk voor een flink deel van de uitstoot van broeikasgassen, vergelijkbaar met de ecologische impact van alle transportmiddelen samen. Door oude gebouwen neer te halen en ze te vervangen door energie-efficiënte gebouwen, maken we dat alleen maar erger.

Als we die nieuwe gebouwen lang genoeg laten staan, zullen ze in de tweede helft van deze eeuw inderdaad energie besparen. Maar tot die tijd zal deze aanpak het energieverbruik alleen maar doen stijgen. Hetzelfde effect doet zich overigens voor bij zonnepanelen, maar daar treedt het positieve effect al op na 2 tot 7 jaar.

Betonboeren

De aangehaalde onderzoeken zijn niet wetenschappelijk te noemen, in de zin dat ze niet in een wetenschappelijk tijdschrift zijn gepubliceerd, of door andere onderzoekers zijn geverifieerd. Het zal dus niet lang duren eer betonboeren de resultaten betwisten. Er gaat bijzonder veel geld om in de vastgoedwereld, en van het niet afbreken en het niet bouwen van huizen wordt niemand rijk. Wellicht zijn ook monumentenorganisaties niet de meest objectieve partij om dit soort onderzoeken uit te voeren, aangezien het ecologische nadeel van afbraak ook goed in hun kraam past. Het wordt dus hoog tijd dat het thema serieus wordt onderzocht.

© Kris De Decker